Barenboims West-Eastern Divan Orchestra
overbrugt scheidslijn
recensie door Adrian Jackson
Vanzelfsprekend
verwachten we allemaal hoge kwaliteit van de
Londense muziekwereld en degenen die zich
gelukkig mogen prijzen hier te wonen, krijgen
voortdurend een feestmaal voorgeschoteld van
toporkesten en musici die een verbijsterende
verscheidenheid aan klassieke en moderne werken
uitvoeren. Het seizoen van de Henry Wood
Promenadeconcerten (de ‘Proms’) die elke zomer
in de Royal Albert Hall worden uitgevoerd, maakt
deze verwachting in alle opzichten waar. Niets
heeft echter deze toeschouwer voorbereid op de
pure rijkdom, vitaliteit en energie van de
uitvoering van Daniël Barenboims West-Eastern
Divan Orchestra op 14 augustus 2005.
De West-Eastern Workshop and Orchestra werd in
1999 opgericht met wijlen Edward Said,
Palestijns schrijver en recensent, om jonge
musici uit landen uit het Midden-Oosten de
gelegenheid te bieden om zowel muziek te
studeren als na te denken over de
Israëlisch-Palestijnse situatie. De Workshop
heeft nu een vast honk in het Spaanse Sevilla,
een toepasselijke omgeving in het hart van
Andalusië waar joden en moslims zeven eeuwen
lang in vrede hebben geleefd. Het orkest speelde
ook op het Edinburgh Festival en gaf na een
tournee in Duitsland een concert in de
Palestijnse stad Ramallah. Wegens het enorme,
persoonlijke risico dat de leden van het orkest
nemen, worden hun namen niet gepubliceerd in het
officiële programma.
Terug naar het concert in Londen. Beginnende met
de Symfonia Concertante in E mol majeur
voor hobo, klarinet, fagot en hoorn (die wordt
toegeschreven aan Mozart maar de bron is niet
met zekerheid bekend) demonstreerde het orkest
zijn veelzijdigheid en lichtheid van toets die
vereist zijn voor vele werken van de maestro.
Het was evenzeer thuis in de rijke lyriek van
het centrale adagio als in de flamboyante
finale. Wat mij werkelijk trof, waren de
glimlachen en blikken die nu en dan uitgewisseld
werden tussen leden van het orkest — iets wat je
gewoonlijk niet ziet bij traditionele orkesten
met hun effen voordracht (hoewel daar niets mis
mee is — laat de muziek voor zichzelf spreken,
zeg ik maar). Dit gaf een werkelijk menselijk
gevoel aan het orkest waarvan de leden duidelijk
plezier beleefden aan elkaars gezelschap en zich
ook helemaal gaven aan de muziek.
Vanzelfsprekend dirigeerde Barenboim het stuk
geheel uit het hoofd, wat hij de rest van de
avond ook deed, zonder partituren op zijn
katheder.
Na de pauze hoorden wij de pièce de résistance —
een eenvoudigweg ongeëvenaarde vertolking van
Mahlers Symfonie No. 1 in D Majeur.
Hoewel het altijd een favoriet stuk is, bracht
de uitvoering ‘waar alles goed aan was’ van
Mahlers krachtigste werk met zijn verfijnde
conversaties tussen strijkers, hout- en
koperblazers het huis aan het eind van het
vierde deel in verrukking. Prom-gangers kunnen
enthousiast zijn, maar ik kan me niet herinneren
dat een Londens publiek zo lang zo’n
oorverdovende kakofonie van applaus, voetgestamp
en kreten voortbracht als teken van waardering.
Het publiek wilde Barenboim eenvoudig niet naar
huis laten gaan en nadat hij op het podium was
teruggekomen, ik denk voor de vierde of vijfde
keer, beantwoordde hij het compliment aan een
grotendeels Brits publiek door Elgars Pomp and
Circumstance te spelen. Gegeven de bijzondere
plaats die Elgar nog steeds inneemt in de Britse
psyche, hoef ik ongetwijfeld de reactie van het
publiek hierop niet te beschrijven.
De avond was echter nog niet voorbij; Barenboim
had nog een zeer bijzondere magie in de avond te
weven. Terwijl hij de katheder nogmaals betrad,
wachtte hij tot het publiek tot rust was
gekomen, sprak vervolgens op zijn eigen
vertrouwelijke en rustige wijze het gehoor toe
over de formatie van het orkest, het werk dat ze
doen en wat het voor de deelnemers betekende.
Hij legde uit dat elk van de musici hier op deze
avond aanwezig, een immense moed toonde alleen
al door hier te verschijnen, en dat ze het over
de Israëlisch-Palestijnse situatie natuurlijk
niet allemaal met elkaar eens zijn. Wat ze
echter met elkaar wel kunnen doen is muziek
maken en dat dat elk verschil dat ze hebben
overstijgt, en ze op deze wijze tenminste met
elkaar kunnen werken. Op de kwaliteit van muziek
die zij produceerden, zei hij, gaf hij geen
commentaar, omdat het publiek reeds zijn
waardering daarvoor had getoond, en ik hoop dat
ik in deze recensie een vleugje ervan heb kunnen
weergegeven. Hij sprak ook over het werk dat zij
deden in de workshop en hoe zij tenminste
probeerden ‘het verhaal van de ander’ te
begrijpen. Ik vond dat dit heel belangrijk was
en een zeer wezenlijk punt — het relaas, het
verhaal, het gezichtspunt, het argument van de
andere kant begrijpen, zelfs als je het er niet
mee eens bent. Dat proberen zij te doen.
Natuurlijk is hij zich ervan bewust dat zij met
dit experiment de problemen niet zullen oplossen
en hij geeft dat royaal toe, maar Barenboim en
zijn orkest doen hier echt iets, door
bijvoorbeeld te laten zien hoe jonge mensen van
tegengestelde zijden van een politieke
scheidslijn tot elkaar kunnen komen en op
constructieve wijze met elkaar werken. Hij helpt
aan te tonen dat zelfs in het geval van een van
de meest gepolariseerde en bitterste conflicten
ter wereld er constructieve alternatieven zijn
voor de destructieve daden die zoveel
publiciteit krijgen, en ik denk dat deze
boodschap in deze tijd zeer gewaardeerd werd,
met name door dit Londense gehoor.
Meer applaus, waarna Barenboim in een laatste
moedige daad uitlegde dat ze nu de prelude van
Tristan en Isolde gingen spelen, een zeer mooi
moment, en weer weet ik zeker dat ik de
betekenis niet hoef uit te leggen van een orkest
met Joodse musici dat Wagner speelt met zijn
bekende antisemitische zienswijzen. Het werd
gespeeld met dezelfde zelfverzekerdheid waarop
ze ons de hele avond door hadden onthaald.
Een zeer bijzondere avond doorgebracht met een
zeer bijzondere man en een zeer bijzonder orkest
en met, denk ik, een zeer belangrijke boodschap
voor de wereld.
Adrian Jackson is medewerker van Share
International in Londen.
|