Annie Leonard: 'Het verhaal van onze spullen'

boekbespreking door Betsy Whitfill (verkort)

Het verhaal van onze spullen is een film, een boek en een beweging. Door Annie Leonard begonnen, is het een van de meest besproken projecten op scholen en op internet. Door haar aangeboren liefde voor de bossen uit haar kindertijd in het noordwesten van de Verenigde Staten begon Leonards nieuwsgierigheid naar afval met de eenvoudige waarneming dat bomen geveld werden voor onbelangrijke doeleinden als papieren verpakkingsmateriaal. Ze besteedde 20 jaar aan het onderzoeken van de internationale afvalhandel en werkte voor Greenpeace, voor Ralph Naders Essential Action, de Mondiale Alliantie voor Alternatieven voor Vuilverbranding, Health Care Without Harm en de Sustainability Funders.
In 2007 maakte Leonard de video Het verhaal van onze spullen, die alles samenvatte wat ze had geleerd over de minder mooie kanten van onze moderne, op consumptie gerichte en op groei gebaseerde economie. De film werd buitengewoon populair op internet en riep zo veel vragen en discussies op, dat ze het boek Het verhaal van onze spullen schreef, als afronding van wat nu bekend staat als ‘Het verhaal van onze spullen’-project.
Het is geen mooi verhaal. In een artikel voor YES! Magazine (winter 2010) schreef Leonard: “Terwijl ik me eerst een gemarginaliseerde afvalfanaat voelde, realiseer ik me nu dat ik deel uitmaak van een enorme gemeenschap van mensen, over de hele wereld, die diep in ons hart weten dat er iets fout zit. Onze economie is de weg kwijt. De halve wereldbevolking leeft van minder dan 2,50 dollar per dag, kan niet voorzien in de basisbehoeften, terwijl een handvol mensen aanstootgevende niveaus aan rijkdom vergaart. Onze industrieën zetten de natuurlijke hulpbronnen van de planeet om in woestenijen, door giftige chemicaliën uit te stoten die zó alomtegenwoordig zijn dat ze nu in ieder lichaam, zelfs in die van pasgeboren kinderen, aanwezig zijn. En onze cultuur moedigt ons aan om bevrediging te vinden in ongeremd consumentisme, in plaats van in mededogen en verbinding.”
Met name in de VS kopen we meer dan we nodig hebben en kunnen gebruiken. Ook houden we slechts kort wat we kopen, zodat 99 procent van onze spullen zes maanden na aankoop bij het afval belandt. De rijkste 1 procent van de bevolking bezit net zoveel rijkdom en spullen als de armste 57 procent. We kopen doorgaans voor het gemak, voor amusement, voor persoonlijke benadrukking, zonder te denken aan de manier waarop producten gemaakt zijn, de aanslag die de productie ervan op de natuurlijke hulpbronnen pleegt, of de vuilstortplaatsen waar ze worden gedumpt wanneer wij ermee klaar zijn.
Erger nog, we dumpen ons afval in de armste landen van de wereld omdat die het geld nodig hebben en veroorzaken daarmee giftige vervuiling. Ingebouwde veroudering is een feit van het Westerse leven en we verwachten dat onze economie tot in het oneindige zal groeien. We nemen aan dat de prijzen altijd zullen stijgen en dus programmeren en werken we daar naar, kopen zelfs meer spullen vóór de prijs stijgt en drijven daarmee de prijzen op.
Leonards campagne is erop gebaseerd om een nieuw bewustzijn op te wekken van wat consumeren doet met ons, met onze medemensen wereldwijd en met de Aarde zelf. Wanneer we dit beseffen, schrijft ze, zullen we ons realiseren dat het zo niet hoeft te zijn. De grenzen van onze planeet, de hoeveelheid water, lucht, land en natuurlijke hulpbronnen leggen de menselijke activiteit beperkingen op, of we dat nu leuk vinden of niet. Het gebeurt nu en kan niet vermeden worden. Waarom dan niet de redelijke benadering nemen en een nieuwe cultuur vestigen van duurzaamheid, lage consumptie, beperkte gevolgen en weinig druk, waarin mensen er meer toe doen dan producten, en de natuur ons onderhoudt in plaats van ons vergiftigt?
Leonard begint met ons te laten zien hoe de stroom van grondstoffen door onze economie verloopt. Eerst is er de winning van grondstoffen. Er is 98 ton aan materiaal (bomen, water, kettingzagen, chemicaliën, enzovoort) voor nodig om één ton papier te produceren. De volgende stap, productie, betreft het ontwerp van een product, hoeveel materiaal en op welke manier dit wordt gebruikt, hoe de chemische stoffen worden gebruikt en de arbeid om de processen uit te voeren. Distributie volgt op productie en betreft transport, opslag- en verkoopfaciliteiten. Tot zover hebben winning, productie en distributie enorme en vérstrekkende gevolgen voor mens en milieu.
Dan komt de heilige daad van de consumptie, zorgvuldig ingekleed om ons te verlokken tot de gedachte dat de aanschaf van dit product ons geluk en bevrediging zal schenken. Maar onderzoeken tonen aan dat boven een bepaald niveau consumptie het geluk niet meer vergroot. De frustratie om steeds meer geld te verdienen om steeds meer spullen te kopen vermindert ons geluk zelfs, omdat het onze sociale en familiebanden beperkt, het gevoel van isolement vergroot en ons gevoel van sociale verbondenheid verkleint.
Tot slot, in plaats van onze spullen te repareren en te hergebruiken, zijn wij, Amerikanen, heel erg voor wegwerpen en wel om verschillende redenen, waaronder ingebouwde veroudering en prijzen die het goedkoper maken spullen te vervangen dan te repareren. Zelfs grootschalige afvalscheiding door huishoudens biedt onvoldoende oplossing, omdat veel producten van materialen zijn gemaakt die niet gescheiden kunnen worden en omdat er tegen ieder vat dat we vullen met gescheiden afval vullen, er zeven vaten staan met materiaal dat niet herbruikbaar is en dat in het voorafgaande productieproces gebruikt werd.
Wat is de oplossing? We willen altijd snelle oplossingen, maar deze situatie is zo complex, de gevaren zo diepgaand, dat het volgens Leonard verschillende veranderingen vergt, die onderling afhankelijk zijn, om onze planeet en onszelf te redden. Wat we moeten doen, is onze kijk op de wereld veranderen – de bril waardoor we ons leven bezien, zonder dat we dat maar beseffen.
Ten eerste moeten we opnieuw definiëren wat we met vooruitgang bedoelen. In plaats dat we vooruitgang meten op basis van het bruto nationaal product (de hoeveelheid materiële goederen en diensten), kunnen we de Echte-vooruitgangsindex gebruiken, die de hoeveelheid verbruikte grondstoffen en de mate van vervuiling meet. Beter nog, schrijft Leonard, kunnen we de Gelukkige-planeetindex gebruiken (www.happy planetindex.org) die de gevolgen voor het milieu meet, alsmede het menselijk welzijn.
Ten tweede moeten we oorlog uitbannen. Waarom, vraagt ze, is er altijd geld om een oorlog te beginnen terwijl regeringen altijd volhouden dat voldoen aan de menselijke noden van minder belang is? We moeten de waarde van gezondheidszorg, onderwijs en duurzame energiebronnen onderkennen en deze met daden ondersteunen, in plaats van geld te blijven besteden aan oorlog en voorbereidingen voor toekomstige oorlogen.
Ten derde moeten we “externe oorzaken internaliseren”, wat wil zeggen dat we ons allemaal volledig bewust moeten worden van de ware kosten van het produceren, distribueren en verwijderen van de materiële goederen die we kopen. En we moeten de hogere prijzen accepteren die die kosten ons opleggen.
Tot slot moeten we tijd hoger waarderen dan spullen. Kortere werkdagen zijn niet alleen goed voor de gezondheid, ze zorgen ook voor betere sociale contacten, lagere consumptie, minder stress en minder negatieve gevolgen voor het milieu. Sommigen zeggen dat de economie zal instorten als we minder werken en minder inkopen doen, en Leonard is het daar mee eens. Maar gesteund door een aantal economen suggereert ze dat het geleidelijk terugbrengen van het aantal gewerkte uren en het daarmee verbonden consumentisme ons de kans zal geven zonder al te veel ontwrichting de economie aan te passen aan een trager tempo. Eén onderzoek liet zien dat eenderde van de ondervraagden graag wat inkomen zou willen inruilen voor meer vrije tijd, vooral als hun secundaire arbeidsvoorwaarden gehandhaafd kunnen worden. Een nationaal stelsel van gezondheidszorg in de VS zou al veel doen om de overgang naar meer vrije tijd, grotere werkgelegenheid door het deeltijdbanen, minder consumentisme en gezonder leven mogelijk te maken.
Annie Leonards oproep gaat in wezen om een bredere, meer mensgerichte visie op het leven. Als critica van economische groei als doel in zichzelf, raakt ze aan de kern van wat het momenteel betekent om een patriottische Amerikaan te zijn, door veel aspecten van het kapitalisme die momenteel het leven domineren, te kritiseren in het bijzonder het idee dat kapitalisme onvermijdelijk is. Maar de beste gelegenheid om de manier waarop we in Amerika leven te heroverwegen, ging verloren met de enorme reddingsoperaties van de Amerikaanse regering voor de banken in 2008.
“Zelfs toen ze de teugels overnamen van een land dat in diepe sociale, ecologische en economische problemen verkeerde, toen de tijd rijp was voor het invoeren van alternatieve benaderingen, beloofden president Obama en zijn team steeds opnieuw dat de economische groei zou terugkeren. Het reddingspakket van het Amerikaanse ministerie van Financiën van 800 miljard dollar eind 2008 om de financiële markten te stabiliseren diende om de heilige koe van economische groei te beschermen en tegen 2009 hadden Obama, de minister van Financiën Timothy Geithner, de economie-tsaar Larry Summers en het hoofd van de Amerikaanse Centrale Bank Ben Bernanke een geschatte 13 biljoen dollar aan overheidsgeld aangewend om Wall Street te redden en een nieuwe impuls aan de economische groei te geven.”
Leonard probeert onze ogen te openen voor het feit dat we in Amerika ondergedompeld zijn in een bepaald economisch model, het kapitalisme, dat mensen in andere landen kennen als slechts een van de mogelijke modellen. “We kunnen er niet omheen: het kapitalisme in zijn huidige vorm is niet duurzaam.”
We leven in dit wereldbeeld en realiseren ons niet aan welke ziekten het lijdt. Terwijl ze vijf maanden in Bangladesh leefde zonder Westerse contacten, leerde Leonard de beperkingen van haar Amerikaanse wereldbeeld kennen en zag het leven met nieuwe ogen; ze zag mogelijkheden die ze nooit eerder had overwogen, alsof ze afkomstig was uit een cultuur die dacht dat de aarde plat was en die het niet aanmoedigde om de uiteinden van de wereld te onderzoeken. Ze leerde wat het is om bijna alles te repareren en te hergebruiken, en dat dorpsindustrieën die op reparatie en hergebruik gebaseerd zijn, stabiele bronnen van werkgelegenheid en persoonlijke trots kunnen zijn. Ze ervoer een informelere en hooggesocialiseerde cultuur waarin men, bijvoorbeeld, wordt verwacht om bij buren “op te dagen” voor het eten, zonder zelfs daarvoor uitgenodigd te zijn.
Waar het om gaat is dat we in deze bijzondere tijd in de Amerikaanse geschiedenis alternatieve manieren van leven moeten overwegen wanneer we op zoek zijn naar manieren om beter te leven. ...