Voedsel is een universeel recht

interview met Biraj Patnaik doorLuc Guillory

Biraj Patnaik is speciaal adviseur van het Hooggerechtshof van India. Hij werd in 2003 met andere collega’s benoemd om toezicht te houden op alle voedsel- en werkverschaffingsprogramma’s van de Indiase overheid. Zijn dienst rapporteert vooral aan het Hooggerechtshof over schendingen van individuele staten en de centrale overheid met betrekking tot het programma Recht op Voedsel. Luc Guillory interviewde hem in juni 2010 in Delhi voor Share International. (Zie Share International nr. 7, september 2010, voor de integrale Engelse tekst.)

Share International: Kunt u uitleggen wat het proces voor Recht op Voedsel is, hoe het begon en wie het initiatief nam?
Biraj Patnaik: Het is het langste juridische proces voor enig gerechtshof in India, en de wereld, over een zeer fundamentele gedachte, namelijk, dat iedere burger van ieder land toegang tot voedsel moet hebben en dat niemand honger mag lijden.
De aanzet tot het proces werd gegeven omdat India, zoals de meeste landen in de wereld, een land is met een voedseloverschot en netto exporteur van voedsel is. In de laatste 30 jaar hebben we een zelfvoorziening in voedsel bereikt en toch hebben we het hoogste aantal mensen in de wereld dat honger lijdt.

SI: Ik veronderstel dat PUCL niet de enige groepering is die bij de petitie betrokken is. Hoeveel groeperingen maken deel uit van de coalitie?
BP: Er zijn meer dan 2000 organisaties uit heel India bij betrokken: volksbewegingen, ngo’s, vakbonden, politieke partijen, vrouwenbewegingen, enzovoort. De Recht op Voedsel-campagne is uitgegroeid tot een van de grootste in de geschiedenis van dit land. Deze druk van de publieke opinie heeft geleid tot de Nationale Wet op Gegarandeerde Rurale Werkgelegenheid, die in 2005 werd goedgekeurd door het Parlement. Ze garandeert werkgelegenheid voor huishoudens op het platteland tegen een minimum salaris. Deze wet is vandaag de dag de enige in haar soort in de wereld. Het is uniek omdat het een mengeling is van sociale en economische politiek. Het gaat in tegen het neoliberale denken dat in ons land overheerst, en toch is het goedgekeurd door een regering die in essentie neoliberaal is, vanwege druk vanuit de bevolking.

SI: Hoe werkt de nationale Wet op Gegarandeerde Rurale Werkgelegenheid; hoe succesvol is ze in werkelijkheid?
BP: Aanvankelijk gold de wet slechts voor 150 districten. Maar gezien haar populariteit moest de regering haar snel uitbreiden tot het hele land. Men moet begrijpen dat India ongeveer 1,2 miljard inwoners heeft, arbeid is altijd gemakkelijk beschikbaar. Daarom zijn de lonen altijd laag en weerspiegelen nooit het officiële minimumloon dat de regering in theorie garandeert. Het is altijd eenvoudig mensen te vinden die armer zijn en bereid voor minder te werken. De Garantiewet heeft de dynamiek tussen landeigenaren en de kleine boeren en landarbeiders omgekeerd, die nu zelfstandig kunnen werken onder overheidsprogramma’s zoals het bouwen van infrastructuur en wegen. Zij zijn niet langer gedwongen voor landeigenaren te werken tegen minimale lonen. Na het ontvangen van een aanvraag moet de overheid binnen 15 dagen een baan aanbieden.
Uiteraard zal het volledig implementeren van deze Wet nog tijd en inspanning vergen. Er zijn problemen zoals het late uitbetalen van de lonen of het op verzoek onmiddellijk verschaffen van werk, maar de ervaring laat zien dat deze moeilijkheden gemakkelijker overwonnen worden in delen van het land waar de burgergemeenschap meer georganiseerd is of waar arbeiders erin geslaagd zijn zichzelf te organiseren in vakbonden, teneinde hun rechten af te dwingen.

SI: Ik las dat van de 17 uitspraken sommige speciaal gewijd zijn aan kinderen?
BP: De eerste uitspraak van het Hooggerechtshof betrof kinderen omdat zij het kwetsbaarste segment van onze bevolking zijn. En ongeveer tweederde van het totaal aantal regelingen en programma’s betreft kinderen. Eén daarvan is het schoollunchprogramma, waardoor meer dan 125 miljoen kinderen een dagelijkse schoolmaaltijd krijgen. Het Hooggerechtshof heeft dit tot een universeel recht voor geheel India bestempeld.
Ook was het Hooggerechtshof diep bezorgd over het feit dat India ten aanzien van zijn kinderen een van de hoogste ondervoedingscijfers in de wereld heeft. Zesenveertig procent van de kinderen jonger dan zes lijdt aan ondervoeding – bijna het dubbele van Afrika ten zuiden van de Sahara. Dus is het voedingsprogramma uitgebreid tot zo’n 160 miljoen kleine kinderen. Het omvat ook regelmatige gezondheidscontroles, gratis onderwijs en hulp voor zwangere vrouwen.
Geïntegreerde Kinderontwikkelingsdiensten (ICDS) is het enige institutionele mechanisme dat zich richt op de behoeften van kinderen onder de zes jaar en wordt nauwgezet gevolgd door het Hooggerechtshof. Negen jaar geleden telde het netwerk 4.500 ICDS-centra, maar nu zijn er al 1,4 miljoen van deze centra door de overheid gecreëerd.

SI: Hebben alle staten positief gereageerd? Is het programma in alle staten gelijkelijk geïmplementeerd?
BP: De implementatie van de programma’s is wijd verspreid in elke staat. In staten zoals Kerala, Tamil Nadu, Andhra Pradesh, Karnataka of Gujarat heeft beter bestuur een betere respons betekend: zij hebben veel meer geleverd dan verordonneerd was door het Hooggerechtshof. Door het gehele land zijn de resultaten gemengd: het belangrijke punt is dat staten gedwongen worden deze programma’s in te voeren omdat het een bevel van het Hooggerechtshof is.

SI: Waarom nam het Hooggerechtshof dit project onder zijn hoede?
BP: India heeft een traditie van rechtszaken die het openbaar belang betreffen, waarbij het Hof geregeld een zeer positieve rol speelt op economisch en sociaal vlak. Bovendien heeft 20 jaar neoliberale economische groei een zodanige zichtbare ongelijkheid gecreëerd, dat het Hof van mening was dat het tussenbeide moest komen.

SI: Wat was de eerste reactie van de politici en staatsregeringen? Wat voor tegenstand ondervond de beweging?
BP: De eerste reactie van de politieke wereld was zeer, zeer negatief. Ze vonden dat het Hooggerechtshof zijn boekje te buiten ging; dat de rechterlijke macht zich bemoeide met iets wat de uitvoerende macht zou moeten behandelen. Maar naarmate de publieke steun voor het idee van het recht op voedsel groeide, en het Hooggerechtshof doorging met het uitvaardigen van gerechtelijke bevelen, steeg de legitimiteit van de beweging. Zozeer zelfs dat de regering nu zelf een wet voorstelt, de nationale wet op voedselzekerheid, die moet verzekeren dat geen burger in het land honger lijdt.
Dit was 10 jaar geleden eenvoudigweg ondenkbaar. Ik herinner me dat ik naar bijeenkomsten met overheidsbureaucraten ging die zouden gniffelen bij het horen van het idee van recht op voedsel omdat ze vonden dat het nonsens was. Nu zien we een drastische verandering in de houding van de overheid, grotendeels ten gevolge van de druk van de voor haar rechten opkomende bevolking.
De beweging was een katalysator om de bevolking tot actie aan te zetten en haar rechten op te eisen. De campagne heeft de woede en verontwaardiging van de bevolking over de kwestie van hongersnood gekanaliseerd en gefaciliteerd tot een zinvol protest, zodat de overheden van de staten en de centrale overheid gedwongen zijn er iets aan te doen.

SI: Macht van het volk, dat is wat ik in uw woorden beluister. Hoe maakte de beweging het bekend, teneinde de steun van het publiek te krijgen? Ik zag op de website verwijzingen naar manieren om je zichtbaar te maken zoals ‘Dharnas’ en ‘Padyatras’; kunt u dat toelichten?
BP: Er zijn drie of vier principiële manieren waarop de informatie over deze beweging zich onder de mensen verspreidt. De eerste is een typisch Indiase instelling die we ‘sociale balans’ noemen, een proces waarbij informatie over regelingen en programma’s gedeeld wordt met duizenden mensen die baat vinden bij de programma’s, op een openbaar platform in aanwezigheid van overheidsdienaren die de besluiten niet kunnen ontkennen. En wanneer andere mensen eenmaal de resultaten van deze transparantie en verantwoording zien, geven zij hieraan hun steun.
De tweede manier is door middel van periodieke politieke bijeenkomsten op dorps-, staats- of nationaal niveau. Gedurende de laatste zes maanden hebben zich bijvoorbeeld duizenden en nog eens duizenden mensen in alle hoofdsteden van de staten verzameld om te protesteren tegen de stijgende voedselprijzen, veroorzaakt door droogte en het niet implementeren van de gerechtelijke bevelen van het Hooggerechtshof. Dit is daarom een geweldige ondersteuning van de publieke opinie.
‘Padyatras’ betekent “van dorp naar dorp wandelen” met een groot aantal mensen die de boodschap over de regelingen en programma’s en de algemene boodschap van de campagne verspreiden.
Telkens wanneer fondsen geblokkeerd worden of zich andere lokale problemen voordoen, komen de mensen samen en organiseren een sitdown-demonstratie, een ‘Dharna’, en ook hongerstakingen, gewoonlijk voor overheidskantoren.
De campagne is gedecentraliseerd en heeft veel lokale organisaties gemobiliseerd. Op nationaal niveau is de campagne buitengewoon succesvol geweest in het mobiliseren van de Indiase media, in het bijzonder in de afgelopen twee jaar. Iedere grote krant steunt de Recht op Voedsel- campagne door artikelen over hongersnood en de eisen van het volk voor hun recht te publiceren. Ik herinner me toen de nationale Garantiewet werd ingediend, dat vele van de media die in het bezit waren van grote vennootschappen zich er hevig tegen verzetten. Toen de Nationale Wet op Voedselzekerheid werd besproken, was ik bang dat we dezelfde tegenstand zouden ontmoeten. Maar ik was zeer verrast door de overweldigende steun. Geen enkele grote krant nam een redactioneel standpunt in tegen de wet. Dit heeft enorm bewustzijn voor de campagne gecreëerd.

SI: Het voorbeeld van India laat zien dat er geen werkelijke obstakels zijn voor de invoering van het recht op voedsel als een universeel recht. Denkt u dat het voorbeeld van India overal ter wereld herhaald kan worden?
BP: De idee van recht op voedsel heeft overal ter wereld bijval gevonden. India, net als andere landen zoals Brazilië, heeft laten zien dat de tijd rijp is voor dit idee en dat we niet kunnen doorgaan met een wereld waar zo’n grote ongelijkheid bestaat, waar zo weinig mensen toegang hebben tot alle hulpbronnen die wij niet willen delen, ook al sterven andere mensen voor onze ogen.
Misschien kan het Indiase model als zodanig overgenomen worden, misschien niet. Het specifieke is dat de rechterlijke macht het initiatief nam, maar veel landen hebben geen sterke en onafhankelijke rechterlijke macht. Dus kunnen er verschillende wegen zijn, maar het doel is hetzelfde.
Helaas bestaat er in de ontwikkelde landen nog steeds een enorme weerstand tegen de idee van recht op voedsel. Landbouwsubsidies in Europa en de VS verstoren de wereldlandbouwprijzen en ontwikkelingslanden zijn niet in staat te concurreren. En toch is een op de acht Amerikanen vandaag de dag afhankelijk van voedselbonnen. Van de 8 miljoen baby’s die ieder jaar in de VS geboren worden, is een verbazingwekkende 4 miljoen afhankelijk van het voedselprogramma, dat bestaat uit een uitkering voor moeders die anders niet in staat zijn hun baby’s voedzaam voedsel te geven. Tegelijkertijd bedraagt het nationale defensiebudget 790 miljard Amerikaanse dollar. Een kleine fractie van dat geld zou het probleem van ondervoeding in Amerika al kunnen oplossen, als ze het recht op voedsel zouden implementeren.
Met de economische en financiële crisis zijn door ontwikkelde landen biljoenen dollars uitgegeven om banken te redden die door hun onverantwoordelijk gedrag het hele financiële wereldsysteem bijna tot stilstand brachten. Nadat zij de financiële injecties ontvangen hebben, gaan de banken door met het geven van miljarden aan bonussen. Wat was de reactie op de voedselcrisis? De reactie van de wereld op de gelijktijdige voedselcrisis was minimaal, met minder dan een half miljard dollar aan toezeggingen aan eenzesde van de wereldbevolking die door deze voedselcrisis is getroffen. Zelfs in de ontwikkelde naties is een enorme ongelijkheid, terwijl een klein aantal mensen, duidelijk gesteund door hun eigen regeringen, rijker en rijker wordt, en van de grote massa gevraagd wordt salarisvermindering en inflatie te dulden. Dat is letterlijk misdadig. Het kan niet lang doorgaan.

SI: Betekent het dat de eerste taak van een regering is om de bevolking van voedsel te voorzien?
BP: Absoluut. Universele toegang tot voedsel, universele gezondheidszorg, universele scholing en universele toegang tot sociale voorzieningen zijn de minimum normen die elke gemeenschap voor alles zou moeten willen nastreven, vòòr de behoeften van industrie, bedrijven en vòòr defensiebudgets. Dit zijn de zaken die er werkelijk toe doen. Ik denk dat alle regeringen nu zo onder druk gezet zullen worden, dat ze deze moeten accepteren als de echte basisbehoeften van hun bevolkingen.

Voor meer informatie: www.rightofoodindia.org